Meteen naar de inhoud

Hans Deridder: ‘Dit is nooit mijn droomjob geweest’

Het liefst was Hans Deridder (56) brandweerofficier geworden, of lid van de Belgische rijkswacht. Het liep anders. Gelukkig biedt ook zijn functie als group managing editor van De Persgroep voldoende spanning – en slapeloze nachten. ‘Alles moet 24/7 up and running zijn.’

Interview: Steffie Kouters
Fotografie: Marlena Waldthausen

Aan zijn overstap naar De Persgroep ging de treurige tijd vooraf waarin een abonnement op Het Laatste Nieuws gesleten moest worden met ‘potten en pannen, muziekcassettes en andere rommel, zoals Woepies. Pluchen beesten, met giftige verf beschilderd in de kleuren van de Rode Duivels, die plots opdoken aan de antennes van allerlei auto’s omdat er eindelijk weer eens een WK voetbal was waaraan de Belgen mochten meedoen.’

Hans Deridder neemt een slok van zijn (dubbele) espresso en parafraseert op de voor hem zo kenmerkende wijze: ‘Christian Van Thillo zei tegen de toenmalige hoofdredactie: ‘Ja mannen, straks zijn het geen potten, pannen, muziekcassettes en stripboeken meer, maar hele auto’s die ik moet gaan weggeven om uw prutsgazet verkocht te krijgen. En wat staat dat blote wijf nog altijd op pagina 3 te doen? Dat moet eraf.’’

Nog een slok: ‘Blijkbaar was hij zo boos dat hij een headhunter losliet op de Vlaamse mediawereld. Met als opdracht: ‘Zoek mij iemand die de redactie van Het Laatste Nieuws kan leren wat nieuws is.’ Dat gebeurde nadat Dolly Parton de halve voorpagina had ingepakt, van helemaal bovenaan tot helemaal onderaan. Alleen haar hoofd en borsten, en profil, met daarboven: ‘Eindelijk, Dolly heeft haar nieuwe!’’

De headhunter zette zijn zinnen op Hans Deridder, bezield en befaamd misdaad- en terrorismeverslaggever bij De Standaard en Het Nieuwsblad. Geen sprake van dat hij die baan zou opgeven voor een positie als chef nieuws bij de sensatiekrant. De headhunter joeg zes maanden achter hem aan. Uiteindelijk belandde Deridder bij de baas thuis.

‘Wat is er nu allemaal fout aan die krant?’, vroeg Van Thillo hem. Deridder antwoordde: ‘Ik zal zeggen of er iets is wat er niet fout aan is.’

Maar goed: je hebt getekend.

‘Ja. En daarna heb ik maandenlang voor het raam gestaan. Mij afvragend: what the fuck moet ik te midden van deze bende gedegenereerden?’

Dat vond je echt?

‘De redactie zelf was zeer oké. Zeker. Maar mijn vier collega’s in de hoofdredactie waren potentaten, met als bijkomende gave dat ze alle vier alcoholist waren. Zich elke middag helemaal het lazarus zopen in het dorpscafé. Daarna strompelden ze weer binnen en koelden hun woede op de zwakste elementen – met veel publiek eromheen. Ik diende mijn ontslag in: het stopt nu, ik heb gefaald. ‘Maar wat is het probleem?’, vroeg Christian Van Thillo. ‘Die vier anderen’, zei ik. ‘Dan gaan ze eruit, Hans.’ Een maand later haalden we Jaak Smeets binnen, dat was fantastisch. En een jaar later kwam Paul Daenen, de beste krantenmaker van Europa. Een gouden equipe.’

Alle drie mannen met een zekere reputatie. Ondergeschikten waren bang van jullie.

‘We hadden geen andere keuze. Het was ijzeren terreur, vijf jaar lang. Iedereen schreef de stukken waarvan wij wilden dat ze ze zouden schrijven. We hebben ze leren kranten maken. The very hard way. Ze gingen door het stof voor ons. Niemand vroeg ooit waarom. Niemand zei ooit nee.’

Genoot je van die machtspositie?

‘Waarvan ik genoot, was dat ik zo ongeveer vanaf 2000 kon denken: ik heb verdomme de beste redactie van de wereld. Maar zoals met alles: na een paar jaar valt het uit elkaar. Het bedrijf begon te groeien; we zijn iets anders gaan doen. En toen gebeurde wat ik altijd had voorspeld. De generatie na ons werd afgerekend op de reputatie van de redactie daarvoor. Want: hoe goed was iedereen die na Cruijff is gekomen?’

Je vergelijkt jullie met Cruijff?

‘Nee. Nou, wat betreft kranten maken: ja.’

Hans Deridder, nu alweer zeven jaar behept met de octopusachtige functie van group managing editor bij De Persgroep, ziet er vermoeid uit. Zijn dag is om 01.18 uur begonnen. Toen pingde zijn telefoon: een freelance nachtredactrice ergens in Canada meldde dat het niet lukte haar artikelen te publiceren op AD.nl. ‘Heel gemakkelijk: als er ’s nachts ergens iemand uit het bedrijf op de alert button van Slack duwt, gaat bij mij het alarm af.’ Om zes uur vanochtend bleek dat de site van het Brabants Dagblad eruit lag. En een paar nachten hiervoor kreeg hij om 02.00 uur het bericht dat een vrachtwagen met dagbladen van de weg was gereden: ‘Er zullen geen kranten naar het noorden van het land worden gebracht.’ Dacht het niet, zei Deridder. ‘We gaan het oplossen.’

Want: ‘Iemand moet de verantwoordelijkheid durven nemen om een team, of meer teams, uit bed te trommelen.’

Je wordt ook wel het oliemannetje genoemd, binnen het bedrijf.

‘Haarlemmerolie, ja.’

Is er iemand die precies weet waarmee jij allemaal bezig bent, behalve jijzelf?

‘Nee. Ik heb het voordeel dat ik in bepaald opzicht de onzichtbaarste mens ter wereld ben. Niemand weet waar ik ben. Ik ga naar projecten en meetings die mij nuttig lijken en voor de rest bewaak ik 24 op 24 uur het operationele want… de redacties moeten hun werk kunnen doen, de krant zal élke ochtend bezorgd worden, de websites 24/7 up and running zijn.’

Een ongrijpbaar iemand: ‘Hans is heel erg aanwezig en tegelijkertijd heel erg afwezig’, wordt er gezegd.

‘Iemand moet tussen de lijnen willen spelen nu het bedrijf zo groot is geworden. Ik heb dat lang angstaanjagend gevonden. Dat wij voortdurend merkten: God, daar is iets beslist waarvan we niks afwisten. Oei, er is een systeem gekocht dat niet matcht met het andere systeem. En daar kwam bovenop dat de wereld erg digitaal werd en De Persgroep plots besloot ook maar digitaal te worden.

‘Je wilt de mails niet weten waarin Christian schrijft: ‘Ge hebt alweer in een vergadering zitten meeheulen over Facebook. Hans, wilt ge daar nu alsjeblieft mee stoppen? Dat Facebook is niet belangrijk. Dat is de grootste cafétalk ter wereld. We hebben daar niks mee te zien, en we zullen daar nooit iets mee te zien krijgen. Maak ze kapot.’ En de dag nadien: ‘Hans, dit geldt ook voor uw gedoe over Google en Twitter. Nooit, maar dan ook nooit wil ik er van u nog iets over horen.’’

Ben jij degene geweest die Van Thillo van het belang van internet heeft overtuigd?

‘Die hoeft niet overtuigd te worden. Hij volgt perfect wat er gebeurt in de umwelt van het bedrijf. Het is absoluut niet mijn verdienste dat De Persgroep ineens wel inzag: we hoeven Facebook niet te bestrijden, maar we kunnen Facebook gebruiken. We hoeven Google niet stuk te maken, maar we kunnen Google geweldige dingen laten doen – voor ons.’

Ineens: ‘Ik ben al oud, verschrikkelijk oud. 56 jaar. Dan ben je bij De Persgroep al vier keer over de datum. Toen ik kwam, was ik 34. Ik heb mijzelf ongelooflijk vaak moeten heruitvinden. Ik ben nooit gevraagd iets anders te gaan doen, ik heb altijd zelf iets gevonden.’

Zijn vader had een winkeltje in elektronica, in het geboortedorp van Hans, twintig kilometer onder Brussel. ‘De ene dag draaide mijn vader de antennes op de daken zo dat de bewoners Mies Bouwman konden zien. De andere dag draaide hij de antennes voor de rest van het dorp zo dat ze de Franse televisie konden volgen. Voortdurend het dak op. Ik heb hem al die jaren keihard zien werken. Misschien is het dat geweest.’

Lastpak Hans werd door zijn vader op zijn 20ste in een kantoor van de christelijke vakbond neergepoot na een paar ‘absoluut verloren jaren op de hogere school’. Hij mocht werklozen helpen bij het invullen van hun dossier.

‘Maandelijks was er een hoogtepunt. Vier dagen lang reed ik in een oude Ford Taunus door het oude Pajottenland langs allerlei dorpscafés, met een houten koffertje met daarin een paar miljoen Belgische francs. Aan de toog betaalde ik de werklozen hun maandvergoeding. Als bescherming kreeg ik een pistool mee waarmee niemand op kantoor kon schieten. En een auto met een sirene – dat was het.’

Maar dat is wat hij bedoelt met geluk hebben: op hetzelfde kantoor ontmoette hij een collega die als freelancer werkte voor de kleine krant Het Volk. De collega wist dat Hans een opleiding had gevolgd bij de lokale brandweer en vroeg hem daarover stiekem onder zijn naam berichten te schrijven. ‘Had die man daar niet gezeten, dan was er misschien nooit sprake geweest van Hans Deridder. Dan zat ik misschien nog altijd in dat muffe kantoortje.’

Je had toen al wel de drang om te schrijven.

‘Ik wilde vooral het nieuws brengen van mijn vrienden. Ik kende vijftig brandweermannen met wie ik door dik en dun ging. Dag en nacht werken: dat is toen begonnen. Het enige waarmee de vakbond geen rekening hield waren arbeidstijden, dus we werkten elf uur per dag. Daarna deed ik mijn toertje brandweerkazerne, later ook rijkswachtkazerne. Doordat ik overal heen reed, leerde ik steeds nieuwe mensen kennen. Het spijtige vind ik dat we onze nieuwe journalisten niet meer de kans en tijd gunnen om zo’n netwerk op te bouwen.’

In de jaren tachtig begon hij te werken voor De Standaard en Het Nieuwsblad. ‘Als jonge gast die nieuws bracht dat anderen niet hadden, was er geen chef die zei wat ik moest doen. Ik had de slechte gewoonte om rond zeven uur ’s avonds direct naar de eindredacteur te bellen: ‘Sjos, ik heb een stukje of twee voor pagina 1, pagina 3 wil ik morgen eigenlijk ook wel hebben, en dan heb ik ook nog wat voor de 4 en de 5.’ Een paar keer per jaar kwam ik op de redactie. Om de bergen binnengekomen brieven de grote vuilnisbak in te zwaaien. Dan zei ik iedereen vriendelijk goeiedag en vertrok ik.’

Werd er niet gezegd: wat een arrogante vlerk?

‘Het klootzakje dat aan niemand verantwoording aflegt en alles zelf wil doen. Ook foto’s schoot ik zelf. Ik kocht de laboranten om met flessen wijn, om van banale foto’s pareltjes te maken in de donkere kamer. Ik was absoluut een stielbederver. Dat is niet altijd goed geëindigd.’

Een voorbeeld.

‘Geweldige ruzies, geroep en getier. Dan zijt ge die jonge arrogante klootzak die niks gestudeerd heeft. En de redactie opstapt en tegen een collega zegt: ‘De Bende van Nijvel, weet ge daar echt iets van, beste vriend? Zijt gij die van De Standaard die consequent Le Soir leest en dan nadien het stuk schrijft? Ik denk dat ik in de toekomst dat stuk ga schrijven, maar dan de dag vóór Le Soir.’

Waar haalde je het lef vandaan?

‘Ik ben door mijn vader ooit eens bij het jezuïetencollege in Brussel afgeleverd. Met de boodschap: probeer er iets van te maken. Ik heb het altijd een rotschool gevonden. Maar uiteindelijk word je op je oude dag toch ietsje slimmer en denk je: iemand moet mij toch ergens wat geleerd hebben. Misschien opkomen voor wat je dan wel kunt? Of blijven gaan, whatever happens?’

Is er nog weleens heimwee naar de tijd als misdaadverslaggever?

‘Die wereld is veranderd. Die komt niet meer terug. Journalisten zijn afhankelijk geworden van het lijntje met de perswoordvoerder. Misdaadverslaggevers staan niet meer met kogelwerende vesten in de vuurlinie. Het leven dat zij nu hebben zou me niet interesseren, geen minuut. Op de redactie zitten en stukjes tikken op basis van een telefoongesprek: nee, nooit, no way.’

Eigenlijk heb je nu nog steeds dezelfde autonomie die je toen had.

‘Klopt. Ik ben een van de weinigen die werkt voor De Persgroep als geheel, ik ben niet gekoppeld aan een land. Ik vind het een eer om problemen op te lossen. Mensen moeten weten dat iemand van de oude garde takes care of them. Het mooiste en enige cadeau dat ik daarvoor ooit heb gekregen was van iemand met wie ik niet de beste verstandhouding had, de vorige chef digitaal van het AD. Toen hij vertrok liet hij een tegeltje maken waarop stond: ‘I’ll take the shit. Hans Deridder.’ Met daaronder een datum.’

Neem jij weleens echt vakantie?

‘Dat heb ik nooit meer gedaan sinds ik in de journalistiek ben gestapt. En met de middelen van nu kan ik mijn werk overal doen, vanwaar dan ook. Als het enigszins kan ga ik vier, vijf keer per jaar naar Marseille: die stad is met niks te vergelijken. Heel echt, heel ruw. Marseille ken ik nog uit de tijd dat er elke nacht échte gangsters werden doodgeschoten. Ik zit altijd in een hotel aan de Vieux-Port, waar ik vraag om de hoogste verdieping. Op het terras van mijn kamer staan twee computerschermen, met uitzicht op de haven. Die hangen allebei aan een x-aantal communicatiekanalen. Meestal loopt er ook nog een videomeeting op een van die schermen.

‘Dit werk is gewoon mijn hobby, een uit de hand gelopen hobby. Piet Vroman, de financieel directeur, lacht altijd, zeker sinds het verdwijnen van Jaak Smeets: ‘Gij zijt de laatste die overblijft.’’

De laatste der Mohikanen.

Onverwacht: ‘Dit was nooit het beroep dat ik had willen doen. Ik was veel liever officier geweest bij een groot brandweerkorps, op z’n minst Brussel. Of lid geweest van het speciale interventie-eskadron van de rijkswacht. Mijn twee droomjobs. Als ik ze nu zie uitrukken of op de daken zie liggen, denk ik altijd: waarom heb ik het nooit gedaan?’

Maar je bent wel die spanning blijven zoeken.

‘Wellicht is dat het. Een paar dagen geleden vroeg ik me af: ben ik niet adrenalineverslaafd? Alleen al de angst dat er iets ergs kan gebeuren in het bedrijf en dat ik het door een dwaasheid niet op tijd te weten kom – volgens mij is het een soort adrenalineverslaving.’

Deel dit verhaal

Foto van Campus DPG Media

Campus DPG Media

De Campus deelt tips, inspiratie en andere verhalen over de journalistiek.